Het was een donkere en stormachtige nacht. Lucas reed over de snelweg toen zijn auto plotseling begon te sputteren. Hij zuchtte en stopte aan de kant van de weg. Hij wist dat hij een lekke band had en dat hij geen reserveband bij zich had. Het begon te regenen en Lucas voelde zich hopeloos.
Plotseling zag hij een licht in de verte. Hij liep ernaartoe en vond een oud huis dat er verlaten uitzag. Hij klopte op de deur en toen er niemand antwoordde, ging hij naar binnen. Hij vond een kaars en stak deze aan. Hij keek rond en zag dat het huis vol stof en spinnenwebben zat. Het leek alsof er al jaren niemand meer was geweest.
Plotseling hoorde hij een geluid. Hij draaide zich om en zag een schaduw in de hoek van de kamer. Hij liep er naartoe en ontdekte een deur die naar de kelder leidde. Hij aarzelde, maar besloot toch om te kijken wat er was. Hij daalde de trap af en zag een oude kist in het midden van de kamer.